Zetel v.z.w.:  

KBO 0408.014.464  

Documentatiecentrum
Elisabethlaan 103 C - 3200 Aarschot



Beelden van weleer

   
 

Theophiel de Beckerstraat

  Deze foto (oriëntatie: noord) toont de Theofiel De Beckerstraat vanaf de Grote Markt voor de verwoestingen van augustus-september 1914. Op de hoek links staat het stadhuis dat in september 1914 door de Duitsers werd in brand gestoken, na hun herovering van de stad op de Belgische troepen die Aarschot kortstondig hadden bevrijd tijdens de tweede uitval vanuit de Vesting Antwerpen. Verder in de straat zien we links tussen het herenhuis met balkon en het witgekalkte hoekhuis het begin van de toenmalige Kortstraat (nu: Jozef Tielemansstraat). Heel wat van de gebouwen die we op deze foto zien, vielen bij het begin van de Eerste Wereldoorlog ten prooi aan de vlammen.
Theofiel Antoon De Becker werd op 4 maart 1829 in Aarschot geboren en studeerde geneeskunde aan de Leuvense Alma Mater. Na zijn studies keerde hij terug naar zijn geboortestad, om zich daar vanaf 1853 als dokter te vestigen. Tijdens de grote cholera-epidemie in Aarschot van 1866 deed Theophiel De Becker er alles aan om op eigen risico de bevolking te helpen. Na deze epidemie werd hij door de bevolking en het stadsbestuur gehuldigd. Enkele jaren later werd hij schepen en op 22 december 1884 volgde hij Hendrik Jannes op als burgemeester. Dat bleef hij tot aan zijn dood op 23 maart 1908. Op 3 april 1908 besliste het gemeentebestuur om de Neerstraat naar hem ter vernoemen.

 

Buurtspoorwegbrug

  Terwijl de spoorlijnen Leuven-Aarschot en Aarschot-Diest langs de rand van het Hageland en de Kempen liepen, veroverde de tram het 'binnenland'. Vanaf het einde van de 19de eeuw stoomden lichte stoomlocomotieven op in de steenwegen verzonken rails door het centrum van de Hagelandse en Kempische dorpen. In 1897 opende de Nationale M aatschappij van Buurtspoorwegen de tramlijn Aarschot-Tielt, die kort daarop tot in de suikerstad Tienen werd verlengd. In 1903 was ook de tramlijn Aarschot-Haacht klaar, in 1910 die naar Mechelen, over Tremelo en Keerbergen, en in 1911 die van Aarschot naar Westerlo. Voor de aanleg van de tramlijn over Betekom naar Haacht moest er een brug over de Demer en over de Betekomsesteenweg worden gebouwd. De brug over de Demer tussen de Betekomsesteenweg en het station werd zo hoog gebouwd dat ze de scheepvaart niet hinderde. Op de foto zien we vooraan deze trambrug, die in 1957 werd afgebroken, nadat eerder de stoomtram al in 1953 had moeten wijken voor de nieuwe lijnbussen. Over de trambrug rijdt een stoomtram en over de daarachterliggende spoorwegbrug een stoomtrein. Rechts op de foto zien we achtergevels van de huizen in de Amerstraat.

 

Lombaardstraat

  Op deze postkaart van omstreeks 1900 zien we de huizen van de Lombaardstraat in de volkswijk 'De Gracht'. Tegen de helling van de Kouterberg werden in de loop van de 19de eeuw kleine werkmanshuisjes gebouwd voor de Aarschotse arbeiders en dagloners. De woonomstandigheden waren er vaak erbarmelijk, want de huisjes hadden meestal maar één woonruimte, één slaapkamer en een zolder onder de pannen als slaapzaal voor de kinderen. Op de achtergrond van de foto zien we de windmolen op de Krest of de Orleansmolen (vanwege zijn ligging bij de Orleanstoren). Het was een houten korenwindmolen die omstreeks 1830 werd opgericht aan de huidige Maaldersstraat op de Molenberg. Hij werd op 19 augustus 1914 na de Slag van Aarschot door het Belgische leger in brand gestoken om te vermijden dat de Duitsers hem zouden gebruiken als uitkijkpost voor hun artilleriebeschieting van de terugtrekkende Belgische troepen.

 

Begijnhof

  Het begijnhof van Aarschot had net als de rest van de Demerstad zwaar geleden onder de vernielingen tijdens de godsdienstoorlogen, vooral dan in het rampjaar 1578, toen de stad zowel door de Spanjaarden als door de opstandelingen werd geplunderd en te vuur en te zwaard werd verwoest. Op deze foto van voor 1900 (oriëntatie: west) zien we de nu verdwenen noordelijke rij lage huizen van het Aarschotse begijnhof. In 1614 werd aan de noordzijde van het begijnhofplein een eerste begijnenhuisje heropgebouwd. Het stond vlak bij het poorthuis dat in 1612 heropgericht was. Het huisje was het eerste van een rij lage huizen die in de zeventiende eeuw tussen de begijnhofkerk en de Demer werden gebouwd. Op deze foto, die genomen werd vanop de plaats waar ooit het poortgebouw stond, zien we de oostelijke zijgevel van het eerste begijnenhuis en de na 1614 hier tegenaan gebouwde rij lagere begijnhofhuisjes.

 

Martelarenstraat

  Deze prentbriefkaart (Oriëntatie: west) van tussen de beide wereldoorlogen toont ons een gezicht vanop de Grote Markt in de voormalige Peterseliestraat, die ondertussen na de gruwelen van 19 en 20 augustus 1914 bij het begin van de Eerste Wereldoorlog was omgedoopt tot Martelarenstraat. Links vooraan op de foto zien we nog een stuk van een mooie trapgevel. Tussen de kasseien zien we ook nog de tramsporen van de lijn Aarschot-Tielt, die in 1897 werd geopend door de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en die kort daarop werd verlengd tot in de stad Tienen.

 

Bogaerdenhof

  Deze foto toont ons een gezicht op de villa 'Het Bogaardenhof' (Oriëntatie : noordwest). Na de zware vernielingen tijdens de augustusdagen van 1914 werden na de Eerste Wereldoorlog ook in de Bogaardenstraat de eerste huizen net over de Hoogbrug een heel eind naar achter heropgebouwd. Daardoor ontstond er een parkeerruimte boven de monding van de Bogaardenlaak in de Demer. Achter die nieuwe huizen in de bocht van de Bogaardenstraat bouwde de eigenaar van de bank Nagels een luxueuze villa op de rechteroever van de Demer. Deze bank Nagels, ondergebracht in een nieuw art decogebouw in de Bogaardenstraat, ging ten onder tijdens de grote economische crisis van de jaren dertig van de vorige eeuw. Het pand werd daarna eigendom van de stad Aarschot, die er in 1940, na de vernieling door een Duits bombardement van het Drossaarde in het stadspark, het nieuwe stadhuis in onderbracht.

 

Hoeve van Meetshoven

  Op deze foto (Oriëntatie: noord) zien we - in vervallen toestand - het woonhuis met torentje, schuur (rechts) en stallingen (links) van de hoeve van Meetshoven, vandaag beter bekend als de horecazaak 'Het Wit Toreke'. Het is het enige overblijvende restant van de vroegere burcht van de heren van het geslacht van Langdorp-Meynaertshoven, gelegen op de grens van Aarschot en Betekom. Toen het oude graafschap Aarschot omstreeks 1179 werd opgeslokt door de machtige buren uit Leuven - de hertogen van Brabant - kregen de afstammelingen van de voormalige graaf van Aarschot van de nieuwe landsheer delen van het voormalige graafschap in leen en vestigden zij zich in een aantal waterburchten en kastelen in en rond de stad Aarschot. De tak van de van Aarschot-Schoonhovens bleef op het voorvaderlijk slot in het Weerderbroek in de Demerbeemden wonen en de familie van Aarschot-van Rivieren vestigde zich in de burcht van Rivieren ten zuiden van de Demer in Gelrode. In Betekom, ten noorden van de Demer, stond de burcht van het geslacht van Aarschot-van der Bruggen, terwijl de heren van Meynaertshoven dus in hun meer naar het oosten - tussen de Demer en de oude baan naar Mechelen - gelegen nederzetting gingen wonen. De familietak van Aarschot-van Stade betrok dan weer een - nu volledig verdwenen - burcht in de buurt van de Dorenberg. Deze leenmannen van de hertog van Brabant hadden lange tijd nog heel wat invloed in de heerlijkheid Aarschot.

 

DORPSCENTRUM RILLAAR

  Deze prentbriefkaart toont ons een gezicht op het dorpscentrum van Rillaar, gezien vanuit Scherpenheuvel (Oriëntatie: noordwest). In het midden van de foto zien we tussen het ijzeren hek van de tuin links en het tramspoor de leuning van de brug over het riviertje de Motte, die van links naar rechts de straat kruist. Het tramspoor is dat van de lijn Aarschot-Tielt, die in 1897 werd geopend door de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en die kort daarop werd verlengd tot in de stad Tienen. Links steekt boven de huizenrij de torenspits van de Sint-Niklaaskerk boven de daken uit. Deze neoclassicistische kerk werd gebouwd tussen 1858 en 1869 ter vervanging van een ouder bedehuis. Sinds 1980 maakt deze parochiekerk deelt uit van de beschermde dorpskern van Rillaar.

 

Heilig Hartbeeld

  Op deze prentbriefkaart zien we het Heilig Hartbeeld dat zich vandaag bevindt op het voormalige kerkhof naast de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de Kardinaal Mercierstraat. Het beeld stond oorspronkelijk op het driehoekig pleintje recht tegenover het kasteeltje van notaris Fontaine - het huidige Hertogelijk plein en de huidige Cantorij nabij de Van Thielenbrug - en werd daar in 1923 geplaatst ter ere van het Heilig Hart van Jezus. Dit Christusbeeld was een ontwerp van kanunnik Raymond Albert Ghislain Lemaire (1878-1954), hoogleraar architectuur en monumentenzorg aan de universiteit van Leuven. Alhoewel de Heilig Hartverering bijbelse wortels heeft, werd de eerste officiële Heilig Hartliturgie pas in 1765 door de Katholieke Kerk toegestaan. De volledige officiële goedkeuring werd in 1854 door paus Pius IX verleend; de derde vrijdag na Pinksteren werd het hoogfeest van het Heilig Hart. Aan het eind van de 19de en begin van de 20ste eeuw kreeg de Heilig Hartverering nieuwe impulsen, onder invloed van het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) en de hernieuwde belangstelling van verschillende pausen. Het werd een van de kernsymbolen in de katholieke sociale doctrine in de strijd tegen het opkomende socialisme. In 1899 wijdde paus Leo XIII de wereld toe aan het Heilig Hart van Jezus. Vooral in de eerste helft van de 20ste eeuw kende de verering een enorme bloei. Ook in Vlaams-Brabant werden op tal van plaatsen - vaak monumentale - nieuwe Heilig Hartbeelden opgericht (bv. Wezemaal in 1926 en Assent in 1946). Achter het Aarschotse Heilig-Hartbeeld zien we op deze prentbriefkaart aan de overkant van de Van Thielenbrug op de andere Demeroever het zogenaamde Blijkershuis. Op deze plaats werd op donderdag 27 augustus 1914 priester Pieter-Jozef Dergent, parochieherder van Gelrode, door Duitse soldaten vermoord en in de Demer geworpen. Een gedenksteen aan het begin van de Pastoor Dergentlaan herinnert hier vandaag nog altijd aan zijn marteldood.

 

Het Station

  Toen op zondag 1 maart 1863 de eerste trein uit Leuven in Aarschot stopte, was er van dit stationsgebouw nog geen sprake. Er lag naast het spoor alleen een aarden talud die men nog aan het kasseien was. Buiten dit “perron” viel er op deze plaats alleen weiland te bespeuren. Volgens het liberale stadsbestuur moest Aarschot dringend een station en van daaruit een verbindingsstraat met het stadscentrum krijgen. Het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen (voorloper van het huidige OCMW) stond kort daarop een ha grond af voor de bouw van een station en de aanleg van een stationsplein. Het stadsbestuur legde deze nieuwe straat aan dwars door het eeuwenoude begijnhof en sloopte hiervoor ook de begijnhofkerk. Het stationsgebouw was klaar rond 1865 en de Statiestraat werd aangelegd tussen 1866 en 1868. Op deze prentbriefkaart zien we de voorgevel van het stationsgebouw. Op de voorgrond lopen de twee lijnen van de stoomtram vanuit de “tramstratie” links (niet zichtbaar op deze foto) naar de trambrug rechts. Het rechtse spoor draait voor het station naar rechts de Statiestraat in, het linkse loopt rechtdoor naar de tramberg en de brug over de Demer. Dit stationsgebouw werd bij het begin van de Tweede Wereldoorlog op 12 mei 1940 door het spoorwegpersoneel in brand gestoken en vlak daarna door Duitse bommen zwaar beschadigd. Het bleef de hele oorlog als een zwartgeblakerde ruïne overeind. Het huidige stationsgebouw werd in 1949 gebouwd.

 

De villa Coomans-Fontaine

  In 1890 liet notaris Gustave Fontaine (°1844-+1917) een riante villa, het 'kasteel Fontaine', bouwen op het perceel gevormd door de hoek van het huidige Hertogelijk Plein met de Kardinaal Mercierstraat (toen: Eeuwigheidsstraat), rechtover de monumentale westertoren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Voordien stond op deze plaats de Cantorij, tot aan de Franse Revolutie en de afschaffing van het kapittel de woning van de cantor, de kanunnik-voorzanger of cantorum praefectus van het kapittel van kanunniken dat aan de collegiale kerk verbonden was. Na de dood van notaris Fontaine in 1917 erfde zijn dochter Clémentine Fontaine het kasteel, waar zij samen met haar echtgenoot, de notaris en latere burgemeester Oscar Coomans de Brachène en hun acht kinderen woonde. Het kasteel Fontaine werd tijdens de Tweede Wereldoorlog volledig in de as gelegd tijdens een bombardement van de Amerikaanse luchtmacht op de Aarschotse spoorweginstallaties op 9 mei 1944. Op dat ogenblik was er in het kasteel, dat door de Duitsers was opgeëist, de staf ondergebracht van een regiment van de 12de SS-pantserdivisie Hitlerjugend, wat heel wat mensen destijds ten onrechte deed geloven dat de Amerikanen het gebouw doelbewust hadden geviseerd. Na de oorlog werd de ruïne van het gebouw afgebroken en werd door de familie Coomans de Brachène op deze plaats een nieuwe Cantorij opgericht op de plaats van de voormalige gezinswoonst. Het nieuwe kasteel in neorenaissancestijl was een ontwerp van de Antwerpse architect Emile Van Averbeke en werd opgetrokken tussen 1946 en 1948. De erfgenamen van Oscar Coomans de Brachène verkochten het familiebezit in 1984 aan de Belgische Staat. Vandaag zijn in dat gebouw het Aarschotse vredegerecht en de BTW-diensten gehuisvest.

 

Steenweg naar Diest

  Op deze foto zien we links de Demerbeemden (ter hoogte van de huidige parking Demervallei en de stadsfeestzaal), dan de rivier Demer, de steenweg naar Diest en rechts de Leiberg. Tot aan de komst van de gekasseide steenwegen onder het Oostenrijks bewind (in Aarschot gebeurde dit pas in het laatste kwart van de 18de eeuw) en de aanleg van de eerste spoorlijn in 1863 was de Demer de belangrijkste verkeersader voor de stad Aarschot, maar tevens zorgde de rivier door zijn frequente overstromingen ook vaak voor waterellende. Tussen de kasseien van de Diestsesteenweg zien we aan de rechterkant van de weg ook de tramsporen van de 'zwarte tram' van de buurtspoorwegen. In 1897 opende de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen de tramlijn Aarschot-Tielt, die kort daarop tot in Tienen werd verlengd. Op deze foto oogt deze plaats nog vredig en rustig en geniet een man met een bolhoed van het zomerse zonnetje en het zicht op de Demerbeemden, maar op 19 augustus 1914 werd hier bij het binnenkomen van de stad Aarschot bij de Duitse inval in de begindagen van de Eerste Wereldoorlog hardnekkig gevochten tussen Belgische en Duitse troepen.

 

De Elisabethlaan na WO I met de noodwoningen van het Koning Albertfonds

  Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog betaalde Aarschot een zware bloedtol. Niet alleen schoten de Duitsers op 19 en 20 augustus 1914 ca. 170 onschuldige burgers in koelen bloede dood, ze plunderden en verwoestten gedurende drie dagen en nachten ook systematisch een groot deel van het Aarschotse stadscentrum. Bijna de gehele zuidkant van de Grote Markt ging in de vlammen op. Ook een deel van de Gasthuisstraat en heel de Bogaardenstraat met de rijksmiddelbareschool in het oude bogaardenklooster werden na de plundering in de as gelegd. Daarna volgden de Neerstraat (nu: Theofiel De Beckerstraat), de Kerkstraat (nu: Jan Van Ophemstraat) en de Varkensmarkt (nu: Bonewijk). Ook op het Schaluin, in de Amerstraat en aan de Brakepoort kraaide de rode haan en brandden tientallen huizen af. In totaal werden 366 woningen volledig vernield en 50 zwaar beschadigd. Dat betekende dat meer dan 2.000 inwoners van de stad dakloos waren. Honderden Aarschottenaren vluchtten naar het buitenland (naar het neutrale Nederland, naar Frankrijk en naar Groot-Brittannië) en keerden pas na de oorlog uit hun ballingsoord terug. Hun huizen lagen in 1918 nog altijd in puin en zij moesten zich voor lange tijd tevreden stellen met één van de honderd houten noodwoningen die het Koning Albertfonds her en der in de stad had opgetrokken. Hier zien we zulke houten barakjes op de Grote Vest (nu: Elisabethlaan), gefotografeerd van aan het sas in de richting van het gasthuis. Enkele van deze noodwoningen bleven tot op het einde van de twintigste eeuw bewoond. Wie vandaag nog een paar restanten hiervan wil zien, moet eens gaan kijken naar de nrs. 2-4 in de Vestingstraat op de hoek met de Brakepoort.

 

Het Drossaarde (Stadhuis en stadspark)

  Op deze foto (Oriëntatie: oost) zien we het Drossaarde, de riante verblijfplaats van de drossaard die in 1470 in opdracht van Antoon van Croy, heer van Aarschot, werd gebouwd op het domein van het oude heerlijke kasteel bij de Demer. Het gebouw stond tot bij het begin van de Tweede Wereldoorlog op de plaats van het huidige stadhuis in het stadspark. Antoon, bijgenaamd de Grote Croy, en zijn opvolgers uit de geslachten Croy en Arenberg woonden immers niet in de Demerstad, maar verbleven liever in hun kasteel van Heverlee of aan het hof op de Coudenberg in Brussel. Zij lieten het bestuur over de stad over aan de drossaard, die zij met de volle heerlijke macht bekleedden en een lijfwacht van negen bewapende dienaars bezorgden om hem bij te staan in het bestrijden van de misdaad. De drossaard, in andere regionen ook drost, baljuw of schout genoemd, was daarom tot aan de Franse Revolutie de hoogste vertegenwoordiger van de heer binnen de Aarschotse stadsmuren. Na het einde van het ancien régime deed het drossaarde ongeveer honderd jaar dienst als brouwersresidentie voor de families Van Ophem en Daels om uiteindelijk tussen 1927 en 1940 te eindigen als Aarschots stadhuis, dit laatste ter vervanging van het oude stadhuis op de Grote Markt dat in september 1914 was uitgebrand en na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd afgebroken. De voorgevel van het drossaarde is op deze foto van kort voor de Tweede Wereldoorlog bijna volledig met klimop begroeid. Achter het gebouw bemerken wij de monumentale achtergevel van de brouwerij Tielemans. Op Pinksterzondag 12 mei 1940 werd het drossaarde tijdens een zwaar Duits bombardement op het Aarschotse stadscentrum zeer ernstig beschadigd en nadien werd de ruïne op last van het stadsbestuur gesloopt wegens instortingsgevaar.

 

Hoogbrug

  Deze foto toont ons een gezicht op de Bogaardenstraat vanaf de Hoogbrug over de Demer (oriëntatie: noordoost). In de bocht naar rechts over de Hoogbrug zijn links en rechts van de straat de gevels van de eerste huizen van de Bogaardenstraat die in augustus 1914 bij de Duitse inval werden verwoest volledig afgebroken en is het puin ondertussen geruimd. Boven de ruïnes van de uitgebrande huizen herkennen we nog de twee hoge puntgevels van het gebouw van de "Ecole Moyenne" en rechts daarvan de zuidelijke zijgevel en het hoge zadeldak van de nieuwe neogotische gasthuiskapel die de Aarschotse grauwzusters in 1904-1905 hadden laten bouwen naar een ontwerp van de bekende architect Pieter Langerock.

 

Kapucijnenklooster en de splitsing van de oude en nieuwe Demerarm

  Deze foto toont ons een gezicht op het voormalige klooster van de paters kapucijnen (links op de foto) die zich in 1686 op een stuk grond tussen de Amerstraat en een Demermeander kwamen vestigen. De paters zouden het klooster een goede eeuw bewonen totdat zij op het einde van de 18de eeuw door de Franse revolutionairen werden verdreven. "Het Capucienen" werd openbaar verkocht en de latere eigenaars braken de kerk en de zuidelijke en westelijke kloostervleugels af. Het langwerpige gebouw dat in het noorden de Demermeander bijna volledig afsloot werd verbouwd tot het centrale woonhuis met links en rechts aanhorigheden.
De erfgenamen van de laatste bewoner, de gefortuneerde messenfabrikant Edmond Paridant (°Brussel 1836 +Aarschot 1913), verkochten na zijn dood de gebouwen en tuinen aan de stad. Rond 1886 werd de meander waarin het voormalige klooster lag rechtgetrokken en kwam "Het Capucienen" op de ander oever van de Demer te liggen. Na de rechttrekking van de rivier bleef de oude Demermeander (rechts op de foto) nog jaren open en bevaarbaar zodat de Vismarkt en de stapelplaatsen achter de Kortstraat (nu: Jozef Tielemansstraat) voor schepen bereikbaar bleven. Ook na het verdwijnen van de scheepvaart tussen de beide wereldoorlogen werd deze zijarm van de Demer niet meteen gedempt. Dat gebeurde pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw.

 

Couvent van de paters Picpussen

  In de tweede helft van de 19de eeuw groeide Aarschot stilaan uit tot een belangrijk scholencentrum. Nieuwe geestelijke communauteiten, die de religieuze lacune na de Franse Revolutie opvulden, gingen zich wijden aan het verstrekken van onderwijs. Hier zien we het "Damiaansgesticht" van de paters picpussen, die met de logistieke steun van het Sint-Jozefscollege in 1890 aan het Withuis een apostolische school opstartten die jongens voorbereidde op het priesterschap. De school groeide uit tot het huidige Damiaaninstituut, een middelbare school met een sterk uitgebouwd technisch onderwijs. De foto geeft een beeld van de school omstreeks 1904. De omheiningsmuur, waarvan er nu nog een stuk staat, werd in 1894 voltooid. Links op de foto zien we de afspanning het Klein Withuis, een gebouw dat de paters in 1890 hadden aangekocht. In het midden staat de neogotische kapel uit 1904 die in mei 1940 door een Duits bombardement gedeeltelijk werd vernield en daarna volledig werd afgebroken. Helemaal rechts op de foto staat de fabriek uit 1893, de eerste grote nieuwbouw die door de paters picpussen op de site werd opgetrokken.

 

De Mechelsepoort

  De Mechelsepoort, de meest noordelijke toegangspoort tot de stad, stond ooit op de open ruimte vóór de brug over de vestinggracht (nu de Meetshovenselaak). Links vóór de Laak sloot de Grote Vest (nu de Elisabethlaan) op de poort aan en rechts de Kleine Vest (nu de August Reyerslaan). Aan de overkant van de Laak zien we rechts de gekende afspanning het ‘Withuis’ en links het wit bepleisterde ‘Klein Withuis’, het gebouw waar de paters Picpussen in 1890 een apostolische school opstartten (het ‘Damiaangesticht’).
De Herseltsesteenweg buigt achter de twee Withuizen naar links. De Langdorpsesteenweg loopt naar rechts tussen de Meetshovenselaak en het ‘Withuis’.
De twee bakstenen burgerhuizen brandden af tijdens de twee grote wereldoorlogen. Het rechtse pand werd vernield in augustus 1914 tijdens de Duitse inval in Aarschot, het linkse werd met de grond gelijk gemaakt in mei 1940 toen de terugtrekkende Belgische troepen de oude brug over de Laak met een daverende lieten ontploffen om de Duitse opmars tijdens de ‘Blitzkrieg’ te vertragen.

 

De Th. De Beckerstraat

  Deze oude postkaart van na de Eerste Wereldoorlog toont de Theofiel De Beckerstraat vanaf de Grote Markt in de richting van de Hoogbrug. Uiterst links op de foto bemerken we de ijzerzandstenen voorgevel van de Sint-Rochustoren en daarnaast twee nog wit gepleisterde classicistische huizen die heelhuids de verwoestingen van augustus 1914 hebben overleefd. De in de Eerste Wereldoorlog vernielde huizen verder in de straat zijn ondertussen al heropgebouwd.
Vooraan rechts herkennen we bij de heropgebouwde huizen de woning “In den Haas” van kiekenpoelier Govaerts, “De Belgische Vlag” van schoenmaker Du Bois en een tabakswinkel. De toegang tot de straat vanuit de Grote Markt werd na de oorlog verbreed door het achteruit plaatsen van de rooilijn bij de heropbouw van de uitgebrande huizen tegenover de Sint-Rochustoren. Door dat verschuiven van de rooilijn zien wij nu de blinde zijgevel van het eerste huis van de huizenrij aan de rechterkant van de straat die gespaard bleef van het inferno in 1914. Ook het huis met de hoge trapgevel - één van de oudste gebouwen in de straat - behoort tot de zeldzame bouwwerken die de Duitse furie hebben overleefd. Achteraan in de straat kijken we aan de rechterkant van de Theofiel De Beckerstraat weer aan tegen een blinde gevel omdat ook daar de in 1914 verwoeste huizen op een achteruitgeschoven rooilijn werden heropgebouwd.

 

De brouwerijen naast de Demer

  Prachtig beeld van de benedenloop van De Demer, tussen de Hoogbrug en de Van Thielenbrug, aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk (begin 20ste eeuw). Op de linkeroever ziet u de brouwerijen Van Bergen-Tielemans(vooraan) en stoombrouwerij Het Drossaarde (achteraan). Op de rechteroever was brouwerij Valvekens gevestigd. De brouwerij Van Bergen die door zijn neven Tielemans werd overgenomen, was de grootste van de drie in oppervlakte en strekte zich uit van de linkeroever tot in de Kortstraat(Jozef Thielemansstraat).
De brouwerijen waren naast de Demer gevestigd omdat het brouwersgerst met binnenschepen werd aangevoerd. Van de gebouwen staat niets meer overeind.